Quantcast
Channel: Supply Chain Professional » Anneke Siemons
Viewing all articles
Browse latest Browse all 4

Do’s en don’ts bij het leren van een taal

$
0
0

door Anneke Siemons,  taalinstituut DnA Languages

Eerst maar even de fabeltjes uit de wereld helpen: door slechte herinneringen aan het rijtjes stampen op school denkt u misschien dat u niet in de wieg bent gelegd voor het leren van een vreemde taal. Natuurlijk is het frustrerend om te moeten constateren dat u na al die jaren in de schoolbanken nog steeds het angstzweet uitbreekt als u ineens een Franse zakenpartner aan de telefoon krijgt. Een talenknobbel is niet voor iedereen weggelegd, maar toch kan iedereen een taal leren.

Hoe moet het niet?

Verspil uw tijd niet met het eindeloos leren van woordenlijsten en stampen van werkwoordsvervoegingen en andere ingewikkelde grammaticaregels. Dit heeft namelijk geen enkele zin. De woorden en de structuren die u op deze manier heeft geleerd, zult u nooit spontaan kunnen toepassen.

Probeer ook niet om alles wat u in een nieuwe taal tegenkomt te vergelijken met of te vertalen in uw moedertaal: dit veroorzaakt alleen maar verwarring, en het zal u niet helpen de doeltaal te gaan gebruiken. Veel beter is het om uw moedertaal los te laten, en te accepteren dat de nieuwe taal anders is.

Hoe moet het dan wel?

10 tips om een taal te leren

1. Bepaal eerst voor uzelf wat de reden is dat u de taal wilt leren en in welke situaties u de taal nodig denkt te hebben. Stel prioriteiten, want het leren van een taal is eindeloos, en u kunt, zeker in het begin, niet alles leren.

Als leader zult u waarschijnlijk moeten kunnen onderhandelen. Dit betekent dat u iemand moet kunnen overtuigen, moet kunnen aangeven dat u wel of niet akkoord gaat, moet kunnen toegeven, argumenten moet geven, etc. Om succesvol aan een vergadering deel te kunnen nemen, moet u kunnen samenvatten, conclusies trekken, iemand kunnen onderbreken, uw mening kunnen geven, etc. Zo zijn er natuurlijk nog veel meer voorbeelden te bedenken van situaties die voor u van belang zijn.

Ga dus bij het leren van een taal praktijkgericht te werk en leer de taaluitingen die voor u nuttig zijn. Werk met materiaal dat aansluit bij uw behoeften. Zorg ervoor dat al het materiaal dat u gebruikt u interesseert en authentiek is. Geen saaie standaard leerboekjes dus, maar maak gebruik van kranten, internet, vakbladen, radio, televisie en dergelijke, zolang het maar aansluit bij uw doelstellingen. Uw interesse voor de betreffende onderwerpen zal ervoor zorgen dat u de taal sneller onthoudt en meer gemotiveerd bent om de taal te begrijpen en te gebruiken. Bovendien is het efficiënter om twee vliegen in één klap te slaan, door de informatie die u toch al wilde opzoeken in de doeltaal te lezen (het internet biedt daartoe meestal mogelijkheden). Let er wel op dat het materiaal dat u gebruikt niet alleen bestaat uit ‘jargon’ en vaktaal, want juist de algemene woordenschat is belangrijk. Om deze op te pikken is het interessant om naar films en (soap)series te kijken, zodat u dagelijkse omgangstaal kunt verwerven en met die kleine woordjes de taal ‘echt’ maken.

2. Voordat u begint met spreken is het belangrijk om uw oren te laten wennen aan de nieuwe klanken en ritmes. Dit kunt u doen door zoveel mogelijk naar de radio (online), televisie, films en native speakers te luisteren. Kies ook hier weer programma’s die u interesseren, zodat u al enigszins een idee hebt van waar het over gaat. Luister bijvoorbeeld eerst naar het nieuws in uw moedertaal, en daarna naar het nieuws in de vreemde taal, zodat u al weet waar het over gaat.

3. Lezen is goed om uw woordenschat uit te breiden en om structuren te leren herkennen. Probeer uw woordenboek zo weinig mogelijk te gebruiken en in plaats daarvan de betekenis van de woorden af te leiden uit de context.

4. Schrijf alle nieuwe woorden en uitdrukkingen, waarvan u denkt dat ze nuttig voor u zijn, op een kaartje ter grootte van een visitekaartje (of laat het door uw gesprekspartners opschrijven). Deel de kaartjes naar onderwerp of situatie in (onderhandelen, telefoneren, etc.). Zorg ervoor dat u de kaartjes bij de hand hebt, zodat u ze in verloren momenten kunt oefenen. Plak ook stickertjes met de namen van voorwerpen in de doeltaal op de voorwerpen in huis, kantoor, auto, etc. Leer elke dag drie woorden door ze in voor u nuttige zinnen te plaatsen. Check ‘s avonds of u de woorden nog kent, en controleer uzelf een paar dagen later nog eens.

5. Leer de uitdrukkingen waarmee u kunt aangeven dat u iets niet begrepen hebt (“Ik begrijp het niet”), waarmee u kunt nagaan of u het goed begrepen hebt (“bedoel je dat…”), waarmee u om herhaling kunt vragen (“Kun je dat herhalen?”), waarmee u kunt vragen om iets te spellen (“Hoe schrijf je dat?”), etc. Maar: doe nooit alsof u iets begrepen hebt terwijl dat niet zo is. Daar leert u namelijk niets van! Leer ook een paar spreekwoorden. Hiermee zult u altijd indruk maken op uw gesprekspartner.

6. Maakt u zich geen zorgen over de grammatica: deze leert u vanzelf wanneer u veel in contact bent met de taal. Door veel voorbeelden te zien, te horen, en na te doen (de regel afleiden) zult u gaan herkennen wat goed klinkt en wat niet. Het grammaticaboek kunt u gebruiken als een soort naslagwerk, maar niet als bijbel om de taal te leren. Breng nieuwe grammatica in de praktijk door zelf zinnen te construeren die u in de praktijk zult gebruiken. Hoe meer zinnen u maakt, hoe beter de stof blijft hangen. De woordvolgorde kunt u leren door de woorden in uw moedertaal in de volgorde van de doeltaal te zetten.. Het geslacht van zelfstandige naamwoorden (de/het, le/la, die/der/das, etc.) kunt u onthouden door de woorden te visualiseren op vertrouwde plekken. Bijvoorbeeld: alle mannelijke woorden ‘zet’ u in uw kantoor, de vrouwelijke woorden in uw woonkamer, de onzijdige woorden in de sportschool.

7. Zorg ervoor dat u veel gelegenheid hebt/creëert waarin u in contact komt met de taal en dan het liefst met native speakers. Zelfs met een geringe woordenschat is het mogelijk om een gesprek tot stand te brengen (met duizend woorden kunt u 85% van de algemene gesprekken voeren). Het zal u zelfvertrouwen en motivatie geven om verder te gaan, aangezien u enerzijds zult zien dat het lukt om uw boodschap in de doeltaal over te brengen, en anderzijds zult u de leemtes in uw kennis opvullen. Ook zult u gedwongen worden te experimenteren en risico’s te nemen, waardoor u sneller vooruitgang zult boeken.

Het is ook goed om tegen uzelf te spreken in de doeltaal en uzelf op te nemen en te beluisteren.

8. Wees geen perfectionist en sta uzelf toe om fouten te maken (maar doe dit het liefst in een vertrouwde omgeving, op professioneel gebied kan het maken van fouten echt funest zijn).

Mocht u per ongeluk mensen toch beledigen is het goed om een paar uitdrukkingen achter de hand te hebben, zoals: “Sorry, ik spreek uw taal nog niet zo goed, maar ik ben bezig haar te leren.”, “Wat is er zo grappig, heb ik iets verkeerds gezegd?” Hoe gebrekkig u zich ook uitdrukt in de taal, mensen zullen het altijd waarderen dat u de moeite doet om hun taal te spreken.

9. Herhaling is essentieel. U hebt er veel meer aan om elke dag een beetje te doen aan uw talenkennis, dan eens in de zoveel tijd een hele hoop. Maak dan ook gebruik van alle losse momenten om te oefenen: reizen, kranten, televisie, een buitenlandse partner…

10. Spreek niet te snel. Durf uw mond open te doen en probeer zo duidelijk mogelijk de uitspraak van een taal na te doen. Het voelt misschien een beetje overdreven aan, maar het zal u helpen de uitspraak zo snel mogelijk onder de knie te krijgen.


Viewing all articles
Browse latest Browse all 4

Latest Images

Trending Articles





Latest Images